Sluitkool algemeen
Sluitkolen is een algemene verzamelnaam voor die kolen waarvan de bladeren zo dicht opeengepakt zijn dat ze min of meer een ´krop´ vormen. Het gaat om 4 koolsoorten die in de moestuin heel bekend zijn:
- rode kool
- witte kool
- spitskool
- savooikool
In dit hoofdstuk vind je tips voor zaaien, verzorging, oogst, etc. die voor alle vier deze soorten gelden. Want ze lijken niet voor niets enigszins op elkaar – ze hebben een aantal overeenkomsten als het gaat om de groei, bemesting, verzorging, etc.).
Uiteraard zijn er naast overeenkomsten ook nog wel wat verschillen. Om die reden vind je onderaan deze pagina de links naar de pagina’s van de vier afzonderlijke sluitkoolsoorten zelf, en daar kun je dan nog een klein aantal bijzonderheden vinden met betrekking tot die ondersoort.
Als je eens op zoek wilt gaan naar informatie of zaden van bijzondere soorten bedenk dan dat in bijvoorbeeld het Engels alle sluitkolen ´cabbage´ heten (en de kolen waarvan je de lossere bladeren oogst zoals boerenkool, palmkool, etc. worden ´kale’ genoemd).
PLANT
Alle sluitkolen lijken dus min of meer op elkaar:
- ze hebben een korte dikke stengel dichtbij de grond met daarop een gesloten kool
- het blad is min of meer voorzien van een waslaag (hetgeen onder andere betekent dat ze langer houdbaar zijn).
TEELTWIJZEN
Kool is in het algemeen niet de makkelijkste groente om te telen, en dat geldt zeker ook voor de sluitkolen. Zelf vind ik het wel een stuk gemakkelijker dan bloemkool en broccoli hoor. En dat komt hoogstwaarschijnlijk door onze kleigrond; de meeste kolen houden wel van een voedzame, zware, vocht vasthoudende grond. Sluitkolen zijn wat lastiger te telen op lichte/losse zandgrond.
De vier verschillende sluitkolen zijn er dan weer in verschillende rassen die vaak speciaal geschikt voor een bepaald seizoen. Denk daarbij aan vroege kool, weeuwenteelt, bewaarkool, etc.. Lees dus de achterkant van de verpakking goed wanneer de zaden koopt want niet elk ras is geschikt voor elke periodeteelt. Zeker bij koolsoorten wordt dat goed aangegeven, juist omdat het zo belangrijk is (sommige rassen zijn bijvoorbeeld meer winterhard dan andere, of groeien sneller en zijn daardoor meer geschikt voor zomerteelt).
BODEM
Sluitkolen vragen veel van de grond: ze moet vochtvasthoudend zijn, rijk en voedzaam. En ze mag niet te zuur zijn. Zoals gezegd: op onze vette klei lijkt ze zich heel goed op haar plaats te voelen, en eigenlijk mogen wij niet klagen over de teelt van sluitkolen. Op lichtere gronden zouden sluitkolen niet zo mooi vast ‘sluiten’ en minder goed bewaarbaar zijn, en op zure gronden is er een grotere kans op knolvoet.
BEMESTING / STANDPLAATS
Sluitkolen zijn veelvraten; ze maken veel wortels, veel blad en een flinke kool. Je kunt daar uit afleiden dat ze dus veel voeding nodig hebben. Zelf werken we in de winter flink wat oude stalmest en compost onder. Om een indruk te geve: in een vak van ongeveer 8 vierkante meter gaan zeker 3 tot 4 volle kruiwagens oude stalmest. Het zorgt voor een goed structuur, veel humus, mineralen en sporenelementen, en een rijk bodemleven.
Vervolgens geven we een week of twee voor het uitplanten van de zaailingen een ruime hoeveelheid algemene organische moestuinvoeding (zelf kiezen we vaak voor groene Culterra) voor de algemene ontwikkeling van de plant.
Omdat de teelt van een sluitkool over het algemeen lang duurt (spitskool is de uitzondering met een relatief korte teeltduur maar bijvoorbeeld savooikool kun je in juni zaaien voor oogst in januari/februari) geven halverwege de teelt vaak nogmaals wat moestuinvoeding.
Het klinkt alsof je nooit teveel mest kunt geven maar dat is nou ook weer niet waar; overbemesting geeft zwakke planten, slechte koolvorming, ziekten, etc.. Houd je vooral altijd aan de voorschriften op de verpakking!!
Als je op zure grond tuiniert zul je ook elk jaar wat kalk moeten geven. Wij zelf kalken de hele tuin eens per 3 jaar (in het najaar) en dat is op onze kleigrond ruim voldoende.
Houd een vruchtwisseling aan van 1 op 4 jaar, liever nog wat meer (in veel moestuinboeken wordt 1 op 6 jaar geadviseerd). Sluitkolen groeien het best in de zon maar kunnen ook in de halfschaduw een prima opbrengst geven.
ZAAIEN
Wij zaaien alle soorten kolen altijd voor, in een tray of potjes, en meestal onder glas. Dat doen we zeker niet voor de warmte of weersomstandigheden want kool kan heel goed tegen kou en regen. Maar jonge koolzaailingen staan nu eenmaal bovenaan als het gaat om het lievelingskostje van duiven (zij kunnen jonge koolplanten letterlijk in 1 dag tot op de nerf kaal vreten en dan heeft de plant vaak niet meer de kracht om verder te groeien).
Kool kiemt snel, mede afhankelijk van de grondtemperatuur duurt de kieming 1 tot 2 weken. Ik heb wel eens geprobeerd thuis voor te zaaien maar dat was geen succes. Kool kan heel goed tegen kou, en zaaien in een warm en relatief donker huis geeft lange, dunne en zwakke zaailingen die vervolgens moeten worden afgehard. Liever kweek je de zaailingen langzaam op in gelijkmatige, koele en lichte omstandigheden.
Mocht je kool buiten willen zaaien (in potjes of een zaaibedje), bedenk dan dat elke duif vanaf kilometers afstand een jong koolblaadje kan ruiken 🙂 . Oftewel; het gaat prima maar bescherm de zaaisels bij buiten zaaien altijd goed.
PLANTEN
Persoonlijk zaaien we kool dus het liefst voor in potjes, 1 zaailing per 9-centimeter potje. Of in een tray, en dan verpotten we de zaailingen als ze 4 blaadjes hebben alsnog naar 1 zaailing per potje. Dat klinkt heel ruim, maar in zo’n relatief groot potje en met goede potgrond groeien sluitkoolzaailingen mooi groot uit. Zo kunnen we dus vaak al stevige zaailingen van een flink formaat uitplanten. Op de foto hieronder zie je een aantal zaailing in 9 centimeter-potjes met potgrond; daar kunnen ze lekker in groeien tot ze al flinke zaailingen zijn, sterk en gezond en met een sterk wortelgestel. Zorg na het uitplanten uiteraard wel de eerste tijd voor voldoende water……….en pas weer op voor de vogels (zie bij het stukje ‘Verzorging’).
VERZORGING
Je kunt koolkragen maken om de planten te beschermen tegen de koolvlieg, zie de uitleg daarover bij het hoofdstuk Bloemkool. Je kunt daar ook gelijk lezen over knolvoet, een schimmel die het voorzien heeft op koolsoorten en voor veel overlast kan zorgen (vooral op lichtere gronden, wij hebben het nooit nooit gehad of gezien op ons tuinbouwcomplex maar op wat meer zure zandgronden is ze berucht).
En je kunt op die pagina over bloemkool ook nogmaals lezen (ik kan het niet vaak en duidelijk genoeg zeggen) dat vogels gek zijn op jonge koolplanten en ze graag opeten; als er een blaadje weg is is dat geen probleem, maar als er helemaal geen blaadje meer is (en geloof me, dat heb ik vaak genoeg gezien), of ze vreten het hartje uit de plant, dan is een goede groei en een mooie kool eigenlijk niet meer mogelijk.
Oftewel: denk niet: “morgen zal ik de vandaag uitgeplante koolzaailingen eens afdekken tegen vogelvraat”. Als je je hebt omgedraaid zitten de duiven er in onze tuin al bij, alsof er één op de uitkijk heeft gezeten en ze een appgroepje hebben om elkaar te waarschuwen 🙂 . Ik heb in 1 nacht wel alle koolzaailingen verloren zien gaan bij mensen die niet wisten dat ze die het beste af zouden kunnen dekken.
Wij zelf maken direct na het uitplanten van de zaailingen een bouwwerkje van elektriciteitsbuizen en een net. Goed vastzetten (wij gebruiken daar balkjes en stukken steigerpijp voor), want de vogels willen er zelfs voor onder het net kruipen met alle nare gevolgen van dien (zelf wel eens bij tuinburen een dode helemaal in een net verstrengelde duif uit een net moeten halen en meer dan eens net op tijd een vogel uit een net “gered”). Dat gebeurt ons nooit want het is heel makkelijk te voorkomen: zorgvuldig en hermetisch afsluiten en zorgen dat er geen losse stukjes net liggen.
En nog iets: gebruik een fel blauw net, die worden door veel vogels blijkbaar herkend. Zeker de grofmazige dunne zwarte netten zijn ‘vogeldoders’, zoals Ruud ze noemt. Ze zijn lastig te zien, een mens blijft er in hangen met een voet en valt, een vogel raakt erin verstrikt en gaat dood. Het afdekken van jonge koolplanten is helaas nodig omdat je anders niets kunt oogsten, maar bij voorkeur zo kort mogelijk, en we proberen voor vogels te zorgen door ze andere lekkere hapjes te geven (wat aardbeien met plekjes, heel veel slakken en rupsen, achtergebleven trosjes aalbessen, gevallen appels, etc..
Andere algemene teeltzorgen zijn uiteraard wieden, voldoende water geven bij droogte (want sluitkolen hebben relatief veel vocht nodig).
Aan de andere kant, als een sluitkool groot genoeg is en ze krijgt plotseling veel water (bijvoorbeeld na een paar regendagen) is de kans groot dat de kolen daardoor barsten. Je kunt ze dan nog wel eten maar je moet ze dan dan wel gelijk oogsten en eten of invriezen. Als we kolen hebben die klaar zijn om te oogsten maar ze nog niet willen oogsten (omdat er heel veel te oogsten is), steken we zelf ook wel eens aan één kant van de kool de spade in de grond zodat we ruim een kwart van de wortel van de plant afsnijden. Dan kan ze minder vocht opnemen en barst ze minder gemakkelijk. Sluitkolen kun je ook altijd nog wel een week tot langer in een koele ruimte bewaren (spitskool wat korter, rode kool juist veel langer).
OOGST
Sluitkolen snijd je met een mes met een stuk van de stronk af. De zijbladeren van de achtergebleven plant mogen op de composthoop, de dikke stronk met wortel zelf blijft nog heel lang hard en verteert amper, daarom gooien we die zelf altijd weg (op de grote composthoop van de tuinbouwvereniging). Van de sluitkool zelf kun je de buitenste losse bladeren afsnijden zodat je alleen de sluitkool overhoudt. Je kunt natuurlijk ook die buitenbladeren eten maar ze zijn minder lang bewaarbaar dan de sluitkool zelf en ze zijn door maandenlange blootstelling aan weer en wind vaak wat stugger en dikker van blad en hebben daardoor een wat langere kooktijd).
We bewaren sluitkolen koel en donker in de schuur of in een kelderkast, zo kunnen ze wel een paar weken goed blijven. Ik vries savooikool ook nog wel in; rauw in reepjes, zoals boerenkool. Rode kool vries ik schoon, fijngesneden en geblancheerd in. Witte kool en spitskool vriezen we eigenlijk nooit in (simpelweg omdat we dat minder lekker vinden, maar voor ovenschotels, stoven, etc. kan het wel – gewoon eens proberen, bij voorkeur klein gesneden en geblancheerd).
Mocht een koolras bekend staan als behoorlijk winterhard, dan is het natuurlijk altijd handig om de plant gewoon in de grond te laten (mits je er vanuit kan gaan dat ze niet gaat barsten).
ZELF ZADEN OOGSTEN
Zaad winnen van kool is heel moeilijk; ze kruist met veel andere koolsoorten, en ook nog eens over grote afstanden. Bovendien is het oogsten van zaden van F1-hybridesoorten niet verstandig omdat de nakomelingen niet dezelfde goede eigenschappen als ‘moeder’ heeft. En tot slot is een kool tweejarig, je zult haar dus beschermd moeten zien te overwinteren en dan het jaar erop zal ze pas bloeien.
Voor wie het toch eens wil proberen: laat een kool beschermd overwinteren in de grond, vanaf maart het jaar erop zal ze door willen gaan schieten. Laat de planten in bloei komen en oogst in de nazomer/herfst de zaden, laat ze goed drogen (de zaden blijven ongeveer 4 tot 5 jaar kiemkrachtig).
Hieronder vind je dan de links naar de hoofdstukken van de afzonderlijke sluitkolen (dat zijn maar kleine hoofdstukjes want het gros van alle informatie heb je op deze pagina kunnen vinden).