Stengelsla
Stengelsla is een echt heel ander soort sla dan kropsla, ijsbergsla, bindsla, eikenbladsla en al die andere soorten sla. Dat komt omdat je stengelsla voor de stam/stengel teelt. Al neemt dat niet weg dat je het blad ook kunt eten hoor.
De Latijnse naam is Lactuca sativa var. asparagina en daarin kun je het woord asperge herkennen. Ze wordt dan ook nog wel eens aspergesla genoemd. En de meest bekende naam is Celtuce, onder die Engelse naam vind je heel veel informatie, foto’s, zaden, etc.. Zelf kocht ik vorig jaar zaden van stengelsa in Italië en daar werd het Wosun genoemd. Dat laatste is niet heel raar want stengelsla wordt in Aziatische landen veel gegeten. Heel soms kom ik op internet dan ook nog wel de naam Chinese sla tegen.
Net als alle soorten sla is ook stengelsla gevoelig voor doorschieten rond de langste dag (21 juni). Om die reden is ze vooral geschikt en bekend als voor- en nateelt.
Over de smaak: het blad is wat stugger van structuur dan andere soorten sla, en de smaak is fris en groen met een vleugje bitter. Om die reden zijn de jonge blaadjes heel lekker in salades. Van de oudere bladeren verwijderen we zelf de nerf, snijden het blad in dunne reepjes en eten die rauw in een lekkere stamppot. Maar je kunt het blad (al dan niet samen met de stengel) ook roerbakken of stoven (zo wordt het vooral in de Aziatische keuken gebruikt). De stengel is witgroen van kleur en moet jong worden geoogst, en worden geschild worden voor je die kunt eten. De kleur is dan lichtgroen en de smaak is dan fris, knapperig, sappig en doet heel in de verte een beetje denken aan komkommer, of de nerven van ijsbergsla.
Zelf vind ik stengelsla ook nog een heel decoratieve sla in de tuin. Ik liet eens een plant staan zonder er van te oogsten (omdat ik er zelf zaden van wilde oogsten), uiteindelijk wordt ze dan wel ruim 60 centimeter hoog met veel, lange en overhangende lichtgroene bladeren (zie foto hieronder). Als je er wel bladeren van oogst blijven zowel de plant als de bladeren kleiner en lijkt ze uiteindelijk (door de toef bladeren bovenop de dikke stam/stengel) bijna wel wat op een sla-palmboompje :-).
TEELTDUUR / OPKWEEK
Ongeveer 5 weken (afhankelijk van omstandigheden als temperatuur, voeding en vocht) na het zaaien kun je al beginnen met het oogsten van de jonge blaadjes. Als je de stam/stengel wilt oogsten wacht je tot die ongeveer 3 tot 4 centimeter dik is (ongeveer 2 maanden na het zaaien, ook weer afhankelijk van de omstandigheden). Wacht niet te lang; als de stam te dik wordt gaat dat ten koste van de smaak en structuur, uiteindelijk wordt ze taai, droog hard en bitter.
Je kunt stengelsla het beste buiten of in de koude kas (of platte bak, tunneltje, etc.) voorzaaien. In huis voorzaaien heeft nooit onze voorkeur: in het voorjaar is het nog te donker en te warm in huis; je krijgt dan iele lange dunne sprieten die zwak zijn en lastig over te planten zijn. Op deze pagina heb ik daar eens iets over geschreven: zaailingen lang en dun Ik zaai haar graag in een tray, elk vakje een zaadje zodat ik later de plugjes met jonge plantjes makkelijk en op de juiste afstand uit kan planten. Maar je kunt haar ook breedwerpig in een bakje met potgrond met wat grof zand erdoor voorzaaien. Of buiten ter plaatse (maar zaai dan wat later in het voorjaar want de volle grond is dan nog koud waardoor het lang duurt voor de zaden kiemen).
Je kunt stengelsa in principe van begin maart tot begin juli zaaien (iets later kan, denk ik, ook nog wel maar dan vooral voor de nazomer/herfstteelt in de kas, dat wil ik dit jaar eens gaan proberen). Als je stengelsla in juni zaait is er wel een grotere kans op doorschieten (zeker als het ook nog warm en droog weer is).
Bedek, bij het zaaien, de zaden slechts heel dun, met wat zand of vermiculiet; alle soorten sla hebben graag wat licht bij de kieming. Binnen 1 tot 2 weken kiemen de zaden (afhankelijk van de grondtemperatuur) en een paar weken later kun je de zaailingen al uitplanten. Wacht vooral tot de zaailingen een paar blaadjes hebben, dan hebben ze wat meer worteltjes, zijn ze sterker en is de kans op overleven groter.
Pas bij het uitplanten op voor slakken en eenden; in een jong stadium kunnen jonge slaplantjes in 1 dag/nacht volledig verdwijnen. Hoe groter de zaailingen (en hoe groter het aantal verspreid over je tuin), des te groter is de kans dat een aantal slazaailingen het overleeft. Bij een flinke slakkenplaag helpen helaas alleen nog maar rigoureuze maatregelen (zoals in de schemeravond zoveel mogelijk slakken vangen, een bordje met droge kattenbrokjes of paneermeel lokt ze waardoor je niet hoeft te zoeken).
Wij houden een plantafstand van 30 x 35 centimeter aan.
RASSEN
Tot vorig jaar kende ik slechts 1 ras: de gewone groene originele stengelsla zonder specifieke rasnaam. Vorig jaar zag ik voor het eerst een ander ras: Purple Sword, met groen blad met een paarsrode gloed. Ik kocht de zaden al wat later in het voorjaar en zaaide ze dus pas eind mei of begin juni, Helaas schoten die planten al heel snel door waardoor ik er nu nog even niets zinnigs over kan vertellen. In 2022 ga ik haar weer zaaien, en nu wat vroeger in het voorjaar. Ik hoop er hier later dit jaar wat over te schrijven.
Ik schreef trouwens eens een blog over de verschillende soorten sla (zoals stengelsla maar ook kropsla, snijsla, pluksla, raketsla, etc.), wanneer je ze kunt telen, met foto’s ter illustratie. Misschien leuk om ook nog even te lezen: Het hele jaar door sla
BODEM
Stengelsla stelt hoge eisen aan de teelt: om te voorkomen dat ze doorschiet moet eigenlijk alles zo gematigd en stabiel mogelijk zijn; niet te warm, niet te koud, niet te nat maar zeker ook niet te droog, ze wil graag gestaag en zonder onderbrekingen groeien. In de zomer staat ze daarom liever niet te zonnig (want de grond droogt dan sneller uit en ze schiet dan sneller door). In het voor- en najaar staat ze juist wel zonnig (zodat ze genoeg licht krijgt om te groeien, omdat het dan minder warm is en vaker regent is de kans op groeistoornissen en daardoor doorschieten kleiner.).
BEMESTING
Stengelsla heeft redelijk veel voedingsstoffen nodig (zoals alle bladgewassen). Compost of stalmest onderwerken of toevoegen in de winter is het begin; het zorgt voor luchtigheid en veel humus in de grond. En we geven dan in het voorjaar wat organische mest in de vorm van korrels (zoals bijvoorbeeld koemestkorrels of een samengestelde organische meststof voor de moestuin). Pas op met stikstofhoudende meststoffen: teveel daarvan zorgt voor een verhoging van het nitraatgehalte in het blad (wat vervolgens wordt omgezet in nitriet, en dat is in grotere hoeveelheden schadelijk voor de gezondheid).
OOGST
Je kunt blaadjes oogsten zodra het plantje groot genoeg is. Zorg dat er altijd voldoende blaadjes aan de plant blijven want die zorgen ervoor dat de planten door kunnen blijven groeien. Je kunt de blaadjes in een afgesloten zakje of bakje nog wel enkele dagen in de koelkast bewaren, al zijn ze vers geoogst natuurlijk altijd het lekkerst.
Voor de oogst van de stam/stengel houd je die goed in de gaten, oogst de stam (dus stam plus toef bladeren bovenop) wanneer die nog fris en knapperig en niet dikker dan ongeveer 4 centimeter is (de plant is dan ongeveer 40 tot 45 centimeter hoog). Bij het oogsten van de stam moet de hele plant gelijk uit de grond worden gehaald, ik heb zelf tenminste nog nooit gezien dat de plant vanuit de onderkant weer uitliep.
Ook de stem (al dan niet met toef bladeren) kun je afgesloten een paar dagen in de koelkast bewaren, maar ook hier geldt weer dat vers oogsten het lekkerst is. Je kunt blaadjes en stam/stengel trouwens ook na bewaring altijd nog wel wat opfrissen door ze een poosje in ijskoud water te leggen voor je ze schilt/wast.
ZELF ZADEN OOGSTEN
Je kunt zelf prima zaden winnen uit stengelsla; ze is eenjarig en ze is een zelfbestuiver (hoewel kruisbestuiving uiteraard wel mogelijk blijft, dus houd voor de zaadteelt altijd voldoende afstand tussen stengelsla en andere slarassen). Plant 1 of meer planten op een droge en warme plaats (dan schiet ze sneller door) en laat de plant ongemoeid (oogst er niet van zodat ze goed groeit). Zet er een stok bij zodat ze niet om kan waaien/vallen. In de warmste en droogste periode (rond juli/augustus) is de kans groot dat ze doorschiet en gaat bloeien met kleine gele bloempjes. Ongeveer 4 weken na de bloei zijn de zaden rijp, wanneer je pluisjes ziet verschijnen (elke luisje bevat een zaadje). Pas op voor regen want dat kan ervoor zorgen dat veel uitgebloeide bloempjes gaan schimmelen en daardoor geen bruikbare zaden geven. Laat geoogste zaden een weekje op een warme en luchtige plaats drogen, uitgespreid over een bord of schaal. De zaden blijven (mits koel, droog en donker bewaard) ongeveer 3 jaar kiemkrachtig.
Diana, wat is je website toch een schatkamer aan informatie! Als ik iets wil weten, kijk ik tegenwoordig het eerst op jouw site, en ik leer ontzettend veel van je. Ook de prachtige, duidelijke foto’s zijn heel leerzaam. Dank voor al je werk, je maakt het (moes)tuinieren voor veel mensen nog leuker!