Kruisen
Gevoelig onderwerp, en om de één of andere reden is er op internet en in boeken heel weinig over te vinden. En dat is jammer want het is een heel belangrijk onderwerp als je zelf zaden wilt oogsten. Alle informatie die je op deze pagina kunt vinden isAC dan ook gebaseerd op mijn eigen ervaringen en kleine stukjes informatie die ik van andere mensen heb gekregen of heb gevonden in boeken, etc.
Om te bepalen wat kan “kruisen” is het handig eerst in het kort even uit te leggen hoe de indeling van planten werkt. Van daaruit kun je gaan bepalen wat met wat kan kruisen, maar houd er rekening mee dat alles in de natuur onvoorspelbaar kan zijn en er dus vreemde soorten met elkaar kunnen kruisen.
Plantenfamilies
Planten kun je onderverdelen in bepaalde families. Meestal betekent dat dat meerdere plantensoorten die veel op elkaar lijken tot een bepaalde familie behoren, maar er kunnen ook planten toe behoren die in het geheel niet lijken op de andere leden in de familie. Voorbeelden van plantenfamilies zijn:
- Solanaceae (nachtschadefamilie). In deze groep zitten bijvoorbeeld Datura, Nicandra, Physalis, Nicotiana, maar ook Lycopersicon (tomaat), Capsicum (peper, paprika), Solanum tuberosa (de aardappel), etc.
- Apiaceae (schermbloemenfamilie). In deze groep vind je onder andere Astrantia, Bupleurum, Eryngium, Foeniculum, Anethum, Daucus (peen), Apium (selderij), etc.
- Lamiaceae (lipbloemenfamilie). In deze groep vind je onder andere Lamium, Nepeta, Ballota, Prunella, Salvia, Stachys, Thymus, Dolichos, Lupinus, Phaseolus (boon), Pisum (erwt), etc.
- Asteraceae (composietenfamilie). In deze grote groep vind je Helianthus, Cichorium (andijvie, cichorei), Achillea, Aster, Centaurea, Cosmos, Rudbeckia, Tagetes, Lactuca (sla), etc.
- Brassicaceae (kruisbloemenfamilie). In deze groep vind je Alyssum, Brassica (kool), Cardamine, Lunaria, Raphanus (radijs)
- etc., etc.
Het aantal plantenfamilies is heel groot, sommige families bestaan uit honderden planten, sommige uit slechts enkele soorten. In elke familie kun je wel een gezamenlijke noemer herkennen. Lipbloemen staat bijvoorbeeld bekend om de vorm van de bloem, met een bovenlip en een onderlip. Ze staan bekend om hun zelfbestuivende eigenschappen. Brassicaceae staan juist bekend om de zeer makkelijk kruisende eigenschappen. Asteraceae kun je vaak herkennen aan de vorm van de zaden, ovale tot langwerpige staafjes. Houd maar eens wat zaden van een Aster, Helianthus, Rudbeckia en Centaurea bij elkaar en bekijk wat de overeenkomsten zijn. Apiaceae zijn juist weer over het algemeen te herkennen aan de bloem, die bijna altijd uit meerdere kleinere bloemen in een scherm bestaat (ze heet niet voor niets “schermbloemenfamilie”).
En zijn er dus tientallen of wellicht nog wel meer plantenfamilies. Je kunt in elke goede plantenencyclopedie en plantencatalogus (en op internet uiteraard) bij een plantennaam vinden tot welke familie ze behoort.
Maar goed, uiteindelijk had dit verhaal tot nu toe 1 doel; duidelijk maken dat kruisingen tussen verschillende plantenfamilies eigenlijk niet voorkomen. Bedenk altijd dat de natuur “zijn eigen weg gaat”, maar je kunt er toch wel voor 95 % vanuit gaan dat een plant uit de schermbloemenfamilie niet kruist met een plant uit de nachtschadefamilie. En daarmee is de eerste schifting gemaakt. Als je zelf zaden wilt oogsten plant dan zo veel mogelijk planten uit de verschillende plantfamilies naast elkaar. Leuke bijkomstigheid is dat er dan ook meer verschillende beestjes je tuin zullen bezoeken. Hoe meer diversiteit aan plantenfamilies in de tuin, des te meer diversiteit in insecten die allemaal hun eigen favoriete plantenfamilies hebben. Maar dat even terzijde.
Na schifting 1 komt schifting 2: in elke plantenfamilie zitten dus planten (of bomen, heesters, éénjarigen, etc.). Een plant wordt vaak Genus genoemd.
Voorbeeld:
- Plantenfamilie: Cucurbitaceae (komkommerfamilie)
- Genus: Cucumis. Komkommer en meloen behoren beiden tot deze Genus
- Species: Cucumis melo (= meloen), Cucumis sativus (= komkommer)
- Cultivar: bijvoorbeeld voor meloen: Petit Gris de Rennes, Charentais, etc. En voor komkommer: bijvoorbeeld White Lissabon, Marketmore, etc.
Kruisen tussen plantenfamilies is eigenlijk bijna niet mogelijk (maar dus niet onmogelijk). Dus een meloen (Cucubitaceae) zal bijvoorbeeld niet kruisen met een boon (Phaseolus – behoort tot de Fabaceae).
Binnen de plantenfamilie is de kans op kruising ook nog zo goed als nihil, een komkommer zou niet mogen kunnen kruisen met bijvoorbeeld een pompoen (die ook tot de Cucurbitaceae behoort).
Binnen de Genus is de kans op kruisingen miniem. Maar ik heb toch wel eens gehoord van mensen die vertelden dat een komkommer met een meloen kan kruisen (allebei de Genus Cucumis, maar dan de species melo voor meloen en de species sativus voor komkommer). Zelf overigens nog nooit gezien, maar gezien het aantal verhalen wellicht toch mogelijk.
Dan binnen de species; de kans op kruisingen is klein maar niet nihil. Sommige planten en species staan bekend om hun kruisingen met elkaar. Het gebeurt dus zelden, maar bekend is onder andere dat bepaalde Salviaspecies wel degelijk met andere bepaalde Salviaspecies kunnen kruisen (terwijl juist andere Salviaspecies nooit met andere bepaalde Salviaspecies kruisen). Heel bekend zijn ook de kruisingen tussen Capsicum (peper) chinense en Capsicum annuum (waaronder ook de paprika valt).
Plantennamen waarin je een “X” vindt zijn altijd kruisingen tussen 2 species van eenzelfde Genus, al dan niet spontaan ontstaan (natuurlijk zijn er ook kwekers die juist proberen 2 species te kruisen). Vaak om bijvoorbeeld het mooie blad van plant 1 met de mooie bloemkleur van plant 2 te kruisen en te zien wat dat voor blad en bloem oplevert in een nieuwe species of subspecies (want dat is dan wat je krijgt).
Tot slot zijn er de Cultivars, zij kunnen heel gemakkelijk kruisen. Zet maar geen 2 Tagetes patula Cultivars naast elkaar voor zadenoogst, het zal niet lukken om deze 2 gescheiden te houden. En pas daarbij ook nog op voor de dominerende vorm.
Zoals groen blad bijna altijd dominant is over bont blad, de bloemhoofdkleur bijna altijd dominant terug komt (als je een oranje Tropaeolum majus naast een abrikooskleurige Tropaeolum plant, en je oogst zaden van beide planten, dan zal meer 80 % al terugkomen als oranje – simpelweg omdat oranje de dominante kleur is die Tropaeolums van nature hebben. Het abrikoos is een kleur die door veel veredeling is “gemaakt”, maar zal ook als eerste weer verdwijnen wanneer de planten kunnen kruisen. Een beetje zoals bij mensen een donkere huidskleur dominant is over een lichte huidskleur, bruine ogen dominant is over blauwe ogen, etc.
Op de foto zie je zaailingen van de Pronkboon Sun Bright, een roodbloeiende pronkboon met opvallend geelgroen blad. Je kunt zien dat een aantal zaden zijn gekruist, want er komen ook groenbladige zaailingen op. Wel handig dat Sun Bright geelgroen blad heeft want voor het zuiver houden van het ras kon ik in dit geval heel gemakkelijk de groene zaailingen tussen de geelgroene uit vissen.
Ik heb zelf een aantal jaar geleden een zakje Tropaeolum majus Caribean Cocktail gekocht, om een takkenwal mee te laten begroeien. Erg mooi, het was een mix van wit, crème, oranje, abrikoos, zachtroze, oudroze, kersrood, rood, etc., soms met gekleurde vlekjes rond het hart. Ik liet de planten verder met rust, elk jaar kwamen er weer nieuwe planten spontaan uit gevallen zaden op. In het eerste jaar na de originele zaden bleef de kleurenmix redelijk stabiel, maar 3 jaar later bestond de kleurenmix eigenlijk alleen nog maar uit effen oranje, geel rood en een enkele crèmekleurige. Alle meer bijzondere kleuren waren in de loop van de tijd verdwenen. Dat zijn ongetwijfeld de “meest veredelde” kleuren geweest. Bijna elke plant heeft de neiging, als ze de kans krijgt, om terug te gaan naar de oorspronkelijke vorm, kleur, geur, etc.
Een voorbeeld van een sierplant, in dit geval een Salvia:
- Plantenfamilie: Lamiaceae (lipbloemenfamilie)
- Genus: Salvia
- species: bijvoorbeeld coccinea, of haematodes, of chiapensis, etc.
- Cultivar: bijvoorbeeld Savlia coccinea “Coral Nymph” (de zachtroze met witte Cultivar in de coccineagroep)
Tussen 2 plantenfamilies zal er eigenlijk nooit gekruist worden. Een natuurlijke kruising tussen een Salvia coccinea uit de Lipbloemenfamilie en bijvoorbeeld een Eryngium yuccifolium uit de schermbloemenfamilie is dus eigenlijk onmogelijk.
Een natuurlijke kruising tussen de Salvia coccinea uit de Lipbloemenfamilie en een Prunella grandiflora, ook uit de Lipbloemenfamilie, is ook niet of nauwelijks mogelijk. Een kruising tussen 2 verschillende Salviasoorten, bijvoorbeeld tussen Salvia coccinea en Salvia chiapensis is ook heel klein. Maar er zijn mensen die kunnen bewijzen dat er wel degelijk kruisingen zijn tussen verschillende Salviaspecies, en vooral ook dat sommige Salviaspecies makkelijker met bepaalde andere Salviaspecies kruisen, en sommige Salviaspecies juist helemaal niet meer elkaar kruisen. Je kunt je erbij bedenken dat ooit al die species moeten zijn ontstaan door een natuurlijke kruising van andere species. Van Salvia haematodes is het bekend dat ze uit de pratensisgroep komt. Gekruist, veredeld? En met welke (andere) Salvia dan?
Tot slot de Cultivar: Salvia coccinea Brenthurst (zalmoranje) kruist heel gemakkelijk met Salvia coccinea Lady in Red (rood) en met Salvia coccinea Snownymph (wit) en met Salvia coccinea Coral Nymph (wit met roze). En wat zou dan de kleur zijn waar de meeste van de gekruiste geoogste zaden naartoe gaan (vooropgesteld dat ze tegelijkertijd en even rijk bloeiden uiteraard)? Salvia coccinea is een rode Salvia (de naam coccinea betekent rood). Dus kun je er voorzichtig vanuit gaan dat rood de oorspronkelijke kleur van deze Salviaspecies is. En dus zal ze bij kruisingen hoogstwaarschijnlijk meer zaden van roodbloeiende coccinea’s geven dan van witte of roze.
Tot slot nog even voor alle duidelijk; het “gevaar” (of juist het boeiende!) zit ‘m dus in de species. Dat Plantenfamilies onderling eigenlijk niet met elkaar kruisen is duidelijk, dat verschillende Genussen bijna niet kruisen is even duidelijk. Dat Cultivars heel gemakkelijk (kunnen) kruisen is ook duidelijk. De onzekerheid ligt ‘m in de species, sommige species kruisen gemakkelijk onderling, sommige species juist niet.
Wil ik bij deze nog even duidelijk vermelden dat dit mijn eigen verhaal is, een wetenschappelijk onderbouwde uitleg over dit onderwerp ken ik zelf niet. Dit is zoals ik het ervaren heb of denk logisch te begrijpen of te beredeneren. Luister er vooral niet te veel naar, en probeer zelf eens te experimenteren en je eigen ervaringen erin te verzamelen.
En dus wil ik, wellicht ten overvloede, nog even aangeven dat je voor zuivere zaadwinning 2 planten uit 2 verschillende Plantenfamilies prima naast elkaar kunt planten. Dat dat met 2 verschillende planten uit dezelfde Genusgroep ook nog kan, maar het risico al een procentje groot wordt. Dat hetzelfde ook kan met verschillende species, maar dat het dan toch met bepaalde planten een beetje “tricky” wordt :-). En dat je bij het planten van meerdere Cultivars uit dezelfde familie, Genus en species er bijna zeker van kunt zijn dat deze Cultivars onderling zullen kruisen.
Ik zie wel eens dat mensen uit eigen tuin zaden aanbieden en dan de Cultivars apart aanbieden; een roze Aquilegia, een blauwe, en een witte; Akeleien staan bekend om hun zeer gemakkelijke kruisen, en ook over grotere afstanden (van honderden meters). De kans dat je dus (uit 1 tuin van normale afmeting verzameld) ook witte Akeleien uit zaad van witte Akeleien krijgt terwijl er ook anders gekleurde Akeleien in de tuin staan is heel klein.
Op de foto zie je een plant die ik gekweekt heb uit geruilde zaden van Aquilegia Nora Barlow. Nora Barlow is een erg mooie, gevuldbloemige akelei in crème met oudroze. De kleur is bij deze nakomelingen volledig weg, daarvoor in de plaats zie je violet met paars. En ook niet meer zo gevuld als Nora Barlow, maar ook niet enkelbloemig, ze heeft nog wel meer dubbele bloemblaadjes dan een enkelbloemige Aquilegia. En mooi; een kruising hoeft dus zeker niet iets slechts te betekenen, je kunt er bijzondere, nieuwe vormen of kleuren of smaken door krijgen.
Hybriden
Iets anders zijn Hybriden. Het zijn planten die zijn gekweekt en vervolgens heel vaak 1 op 1 of op een bijzondere manier zijn vermeerderd met het doel om bepaalde eigenschappen te creëren of te verbeteren. Heel bekend is het bonte blad. Van nature komt bont blad niet zo veel voor in de natuur, het is iets wat we zelf mooi vinden en daardoor zijn er kwekers die tientallen malen bontbladige planten met elkaar gekruist hebben tot er alleen nog maar bontbladige planten uit die Cultivar voortkomt. Maar schijn bedriegt natuurlijk. Er is niet veel nodig om te zorgen dat het bontbladige verdwijnt of minder wordt wanneer een plant van oorsprong nou eenmaal geen bont blad heeft. Heel vaak zie je dat ook bij heesters als Aucuba, Euonymus of Cornus in de tuin, ergens middenin het bonte blad komt er vaak toch weer een groene tak met bladeren, vaak groeit die ook nog dubbel zo hard (dankjewel natuur :-)).
Maar hybriden worden ook gekweekt op eigenschappen als lang bloeiend, of een mooiere intensere kleur, of een grotere opbrengst (bij groenterassen), of ziektebestendigheid. Wie kent niet de superlatieven uit catalogi als:
- de blauwste Salvia ooit gekweekt
- een plant waar wel 100 bloemen tegelijk in bloeien (maar hoe lang dan)
- zonnebloemen zonder stuifmeel (wat heb je (en de insecten) er dan aan zou ik zeggen, maar dat is weer een andere discussie 🙂
- de grootste Dahlia
- de grootste reuzenaardbei in het kleinste kinderhandje
- de tomaat met de grootste opbrengst
- etc.
Bedenk dat je maar zelden alles kunt hebben, waar je verbetert op punt 1 zul je heel vaak iets moeten inleveren op punt 2. Uiteraard is het de sport van de veredelaars om op zo veel mogelijk punten tegelijk verbetering te scoren. Maar vaak gaat het ten koste van een andere factor (de mooiste en grootste Lathyrussen ruiken vaak – niet altijd dus – het minst en andersom, de heerlijkst geurende Lathyrus is vaak maar een klein bloempje).
En bovendien verlies je met het doorkweken uit zaden een aantal van de eigenschappen die juist die Cultivar zo bijzonder maakte. Schrik dus niet wanneer uit zaden van een bontbladige Astrantia een groene Astrantia komt. Of wanneer uit Hemerocalliszaden een andere kleur komt. Of wanneer uit zaden van tomatenhybriden tomaten met een mindere opbrengst komen. etc. Maar uiteindelijk is de waarschuwing; verwacht niet altijd dezelfde kwaliteit uit zaden van een hybride in vergelijking met de hybride zelf. Als je precies dezelfde plant wilt kweken uit een moederplant zul je dat vegetatief moeten doen (steken, delen, etc., dus een deel van de moederplant afhalen en daaruit een nieuwe plant laten groeien).
Dit alles om je vooral niet af te schrikken, hoor. Juist uit hybriderassen kun je ook heel leuke, interessante, mooie, lekkere planten kweken. Maar bedenk gewoon voor je gaat zaaien dat het iets meer avontuur is, er is wat meer kans dat er iets anders uit de zaden komt dan een exacte kopie van de moederplant. Probeer gewoon eens van een hybride zaden te oogsten, en die dan te zaaien om te kijken wat er vervolgens uit komt. Misschien wel minstens zo mooi als de moederplant!
Tot slot dan nog de opmerking dat het toch ook, niet vaak maar toch, voorkomt dat zaden van een hybride wel een zo goed als identieke kopie voortbrengt. Ik zou zeggen, wees niet bang en experimenteer!
En dan helemaal tot slot, naast hybriden zijn er ook nog F1-hybriden, dit is weer een ander verhaal. Het zijn “eerste-generatie-zaden” die eigenlijk bijna nooit geschikt zijn om zelf zaden van te oogsten, op een enkele uitzondering na. Maar daar kun je meer over lezen bij F1-hybriden.
Kruisen……door wie of wat
Bij het kruisen is het ook heel belangrijk om na te gaan wie of wat er kruist. Elke plant heeft, zoals al eerder genoemd, zijn of haar eigen manier om zich te verspreiden. Sommige planten hebben bijvoorbeeld insecten nodig om bestoven te worden. En dan heeft iedere plant weer zijn eigen voorkeur voor een bestuiver (er zijn planten die ’s nachts worden bestoven door nachtvlinders, er zijn planten die overdag worden bestoven door hommels, er zijn planten die worden bestoven door vliegen en daarvoor “vies” geuren, etc., etc.).
Op de foto: hommels houden van zonnebloemen.
Maar er zijn ook heel veel planten die het stuifmeel door de wind laten vervoeren en op die manier verspreiding plaatsvindt. De lekkere zoete maïs wordt bijvoorbeeld door de wind bestoven, maar deze suikerzoete maïs kan heel gemakkelijk door een voedermaïs (veel minder zoet en veel meer melig) over kilometers afstand worden bestoven (soorten die door de wind worden bestoven hebben zeer fijn stuifmeel dat soms wel kilometers ver kan reizen/vliegen). Nakomelingen van je dubbelzoete suikermaïs zouden dus, indien je niet al te ver van een boer die voedermaïs teelt, wel eens niet zoet zijn, maar juist vol zetmeel.
Op de foto: vliegen houden van Angelica gigas
Planten die het het beste voor elkaar hebben, hebben niemand nodig. Zij zijn zelfbestuivend, hetgeen betekent dat zij zonder andere planten in de buurt toch ook verzekerd zijn van nakomelingen. Bij de andere 2 genoemde bestuivingen zal dat meestal niet minder zijn omdat er nou eenmaal meerdere bloemen aan 1 plant komen en er normaal gesproken ook nog wel meer dan 1 plant bij elkaar staan. Zoals al eerder genoemd hebben de soorten het het moeilijkst die alleen vrouwelijke bloemen dragen en een andere plant nodig hebben die mannelijke bloemen draagt.
Zorg dus dat je een Cultivars binnen een species zo min mogelijk bij elkaar in de buurt plant. Afstanden zijn bijna niet te noemen, sommige planten zullen met een onderlinge afstand van 50 meter niet meer kruisen, andere soorten kunnen zelfs over een afstand van een 500 meter nog kruisen.
Tot slot nog over zelfbestuivers; over bijvoorbeeld bonen wordt wel gezegd dat ze zichzelf vaak al hebben bestoven nog voor de bloem open is gegaan. En dat wordt wel van meer vlinderbloemigen gezegd, bijvoorbeeld ook van Lathyrus. Of het waar is, geen idee (ik gok het er niet op :-)). Maar duidelijk is wel dat bij zelfbestuivers de afstand tussen 2 cultivars niet zo groot hoeft te zijn als tussen 2 kruisbestuivers. Zelf echter al meerdere keren zelf zaden geoogst van bonen en hier blijkt zelfs een afstand van 20 meter niet voldoende te zijn om het kruisen te voorkomen.
Maar dan toch nog even…..het onmogelijke mogelijk
Bedenk hierbij dat er natuurlijk ook altijd foutjes kunnen zijn gemaakt (zaden of labels verwisseld, of per ongeluk wat zaden tussen andere zaden gekomen). Maar toch, er zijn toch wat bijzondere voorvallen die niet allemaal ‘foutjes’ kunnen zijn….
Zelf ooit uit zelfgeoogste zaden van een Stachys byzantina……….een Origanum majorana gekweekt. Vreemd, niet dezelfde species, zelfs niet dezelfde Genus. Dan in ieder geval nog wel dezelfde plantenfamilie, namelijk de Lamiaceae (lipbloemenfamilie). Vreemd, juist omdat leden van de lipbloemenfamilie bekend staan om hun zelfbestuivende karakter. Maar het kan dus wel! Laat vooral niemand denken dat de natuur niet zelf doet wat ze zelf wil.
En eens zaden gekregen van iemand die zelf zaden had geoogst van Salvia blepharophylla. En wat kwam uit de zaden………ook weer een Origanum majorana, nu met donkere stelen en meer roze bloemen. Ook weer zeer vreemd. In ieder geval behoren Salvia en Origanum beiden tot de Lipbloemenfamilie (Lamiaceae).
Het volgende voorbeeld is nog veel vreemder: uit een Mimulus auranticus (ook weer zelfgeoogste zaden) de heel fijne zaden gezaaid, ik bleef met enorme bossen Echinacea purpurea zitten. Niet dezelfde species, niet dezelfde Genus, maar zelfs ook niet dezelfde plantenfamilie! Mimulus behoort tot de Scrophulariaceaea (helmkruidfamilie), Echinacea behoort tot de Asteraceae (composietenfamilie). Dus een kruising tussen 2 families die helemaal niets met elkaar te maken hebben! Alsof je een tomaat met een conifeer kruist 🙂
En tot slot nog 1: van iemand kreeg ik de melding dat ze uit zaden die ik zelf heb geoogst van verschillende soorten Hosta’s ook een aantal Echinacea’s had gekweekt. Hé, weer Echinacea. En weer een kruising tussen 2 verschillende plantenfamilies; Hosta behoort tot de Liliaceae (leliefamilie) en Echinacea dus uit de Asteraceae (composietenfamilie). Sterker nog; Hosta heeft 1-lobbig zaad en Echinacea 2-lobbig zaad. Alsof je siergras met een roos kruist, zo vreemd!
En wat is er dan met Echinaceae, dat ik haar dan nu al 2 keer ben tegengekomen uit zaden van een heel andere plant uit een heel andere familie? Toeval, of is Echinaceae een zeer dominante plant die in staat is heel makkelijk zich te laten kruisen met andere soorten, en dan in haar voordeel 🙂 Geen idee. En datzelfde geldt voor de Origanum, ook al bleef die wel iets dichter bij huis door 2 x zich in een ander lid van de Lamiaceae te kruisen. Ook blijkbaar een dominante tante….
Met dit stukje heb ik alleen willen aantonen dat alles mogelijk is in de natuur en dat er nergens vaststaande regels voor zijn. Maar bedenk dat dit soort kruisingen wel zeer zeldzaam zijn. Maar dus niet onmogelijk!
Tot slot: het voorkomen van kruisen
Dat is best lastig want je wilt graag bestuivers naar je tuin lokken om te zorgen voor zoveel mogelijk bestuiving, maar je kunt natuurlijk geen bordjes neerzetten waar de hommels en bijen, etc. wel en niet naar toe mogen gaan :-). Je kunt ze echter wel een kleine beetje in de verleiding brengen om een andere route te nemen. Zorg dat van 2 planten waar je zaden van wilt gaan oogsten de afstand groot genoeg is (de kans dat bestuivers eerst nog wat andere planten bezoeken wordt dan groter). Misschien ook met wat obstakels er tussen (bijvoorbeeld in je voortuin de ene plant en in je achtertuin de andere plant, of andere grote planten ertussen).
Op de foto een stukje van een bloem van een witte Alcea rosea. Met hommel, die duidelijk helemaal onder het stuifmeel zit, van alleen de Alcea rosea, of ook al van andere Alcea’s in andere kleuren, of van andere planten….
Je kunt je planten of in ieder geval bepaalde bloemen beschermen tegen kruisen: je zult dan om bepaalde bloemen bijvoorbeeld wat vliesdoek moeten binden zodat er geen bestuiver bij kan. En je zult dan met de hand moeten bestuiven. Voor windbestuivers heeft dit geen nut; vliesdoek laat het zeer fijne stuifmeel van windbestuivers gewoon door, maar dan kun je dus kiezen voor bijvoorbeeld een papieren zak.
Je kunt kiezen voor wat in het Engels ook wel Day-caging wordt genoemd: voorbeeld: op maandag en dinsdag dek je alle rode zonnebloemen af en laat je de gele zonnebloemen allemaal bloot en open voor bestuiving. Woensdagochtend dek je dan de gele zonnebloemen af en een uur later haal je de bedekking van de rode zonnebloemen – dan mogen op woensdag en donderdag de rode zonnebloemen met elkaar bestoven worden. Je moet bij deze methode wel consequent zijn en niet toevallig een paar uur lang beide soorten onbedekt laten – dan heeft het geen nut 🙂
Op de foto zie je de manier zoals ik soms probeer kruisingen te voorkomen; door stukjes vliesdoek tussen of over takken, bloemtrossen, etc. te hangen voorkom je dat insecten die bloemen kunnen bezoeken en kunnen kruisbestuiven. Nadeel: het is eigenlijk te donker onder het vliesdoekje, dus je moet het vlies op tijd weer weghalen, anders groeit de tak niet goed. En je moet dan natuurlijk wel zelf bestuiven (bijvoorbeeld door te tikken). Maar het voordeel is dat de zaden die je van die vruchten oogst voor 99% gegarandeerd niet gekruist zijn.
Ik hoop je op deze manier wat te hebben kunnen vertellen over het zelf oogsten van zaden; waarom, hoe en wanneer. En nu natuurlijk dan zelf eens de proef op de som nemen en oogst komend jaar eens zelf wat zaden van bloemen, kruiden of groenten uit eigen tuin!
Mocht je het algemene stuk over zelf zaden oogsten nog eens willen lezen: Zelf zaden oogsten
En mocht je daar nog wat meer over willen lezen: Zelf zaden oogsten – de praktijk