Mooie moestuin – Peulgewassen
De groep peulgewassen is relatief klein (en dat is voor fijn voor de schrijfster in mij, na het beschrijven van de grote hoeveelheden blad- en koolgewassen even een pagina met een wat kortere en daardoor hopelijk ook wat meer overzichtelijke lijst 🙂
Op deze pagina kun je de peulgewassen vinden die in mijn ogen extra geschikt zijn voor de mooie moestuin. Onderaan deze pagina vind je nog de links naar de andere pagina’s binnen de hoofdstukken over de mooie moestuin.
Op de bovenste foto zie je een bloempje van de tuinboon ‘Crimson Flowered’.
PEULGEWASSEN
Boon
Bonen zijn enorm veelzijdig; denk aan stambonen en stokbonen, aan pronkbonen, droogbonen, sperziebonen, snijbonen, boterbonen, bruine bonen. Bonen zijn in ieder geval allemaal eenjarig en ze houden allemaal van zon en kunnen niet goed tegen kou.
En daarom teel je bonen alleen tussen mei en september. Dat geeft beperkingen in de mooie moestuin; geen bonen in de winter maar ook niet in de lente of herfst. Maar bonen groeien ook heel snel; je kunt binnen 2 maanden na het zaaien al oogsten. En juist om die reden is ze dan wel waardevol in de mooie moestuin. Want je kunt haar telen na vroege sla, radijs, en zelfs nog na vroege bietjes, worteltjes en aardappelen.
Er zijn zowel lage als hoge bonen (stambonen en stokbonen), een rij met hoge stokbonen kunnen bijvoorbeeld een mooie groene achterwand van je mooie moestuin vormen. Of maak een goed geplaatste wigwam van stokbonen, ook leuk!
Op de foto stokpronkboon Sun Bright in een wigwam/vorm: het blad is fel geelgroen, de bloemen fel rood en de bonen lichtgroen. En mooi in combinatie met de Tulbaghia violacea die met lilapaarse bloemen op de voorgrond bloeit:
Lage (stam)boontjes passen juist door hun compactheid overal wel tussen en je kunt er mooie combinaties mee maken. Stambonen worden over het algemeen niet hoger dan 30 centimeter.
En dan over de bonen zelf: er zijn witbloeiende en lilabloeiende rassen, in zowel de lage als hoge rassen. Pronkbonen zijn daarin wat afwijkend; die bloeien in wit of rood, of rood met wit, of in zalmoranje tinten. De bloemen van pronkbonen zijn trouwens ook eetbaar en hebben een zoete bonensmaak.
De bonen zelf zijn geel, of lichtgroen tot donkergroen, soms met vlekjes of streepjes in een wat donkerdere of paarse tint. En er bestaan ook wat paarse rassen, die hebben vaak ook wat donkerder blad, soms zelfs met een wat paarsachtige waas.
Voorbeelden van mooie en lekkere rassen:
Voorbeelden van paarse bonen:
- Purple Queen, Amethyst, en Purple Teepee (paarse peul, stamsperziebonen)
- Purple Podded Pole, Trionfo Viioletta, en Melissa (paars, stoksperziebonen)
- Blauhilde (stokspekboon)
- Sequoia (paars, stamsnijboon)
Voorbeelden van gele bonen:
- Yellow TeePee, Goldilocks, alle boterbonen (stamsperzieboon)
- Monte Gusto (stoksperzieboon)
- Capitano (stamsnijboon)
- Gold Marie, Marvel de Venice (stoksnijboon)
Voorbeelden van groene bonen:
- Pastoral, Vesperal, Cobra (stoksperziebonenm met lila bloei en lichtgroene extra lange peulen)
- Fandango, Cantare, Argus, Triomphe de Farcy, Jade (meet witte of lila bloei en lange, rechte peulen)
Voorbeelden van gestreepte/gevlekte boontjes:
- Dragon’s Tongue Bean/Merveille de Piemonte (stamboon)
- Rattlesnake, Lingua di Fuoco, Rob’s Splash (stokboon)
- Selma Zèbre (stokboon, gestreept)
En ik wil tot slot ook nog even de pronkboon die ik al eerder noemde apart beschrijven:
Wezenlijk anders, Phaseolus coccineus (alle andere bonen behoren tot Phaseolus vulgaris). Er zijn een paar stampronkbonen maar het overgrote deel van de ‘pronkers’ zijn stokbonen. En dat is ook gelijk de mooiste vorm, ze heeft de naam niet voor niets gekregen. Groeikrachtig, grotere bloemen dan van ‘gewone bonen’, in wit of rood of een combinatie of pastelkleur daarvan, en eetbaar. De peulen zijn altijd groen, en bijna altijd heel lang en ze ze moeten altijd jong geplukt worden, voor er harde draden in komen en de bonen vezelig worden (scheermesjes). Jong geplukt behoren ze tot de lekkerste bonen die er zijn.
Voorbeelden van mooie en lekkere stokpronkbonen zijn:
- Firestorm (roodboeiend)
- Snowstorm (witbloeiend)
- Riley (zalmoranje bloemen)
- Moonlight (witbloeiend)
- St. George (bloemen in wit met lichtrood)
Verkrijgbaarheid van bijzondere en mooie bonenrassen: daar krijg ik nog wel eens vragen over, waar ik de bijzondere rassen koop: de mooiste stoksperziebonenrassen vind ik zelf in Frankrijk, bijvoorbeeld bij Graines Baumaux, maar ook Het Vlaams Zaadhuis verkoopt een aantal mooie rassen. En het overgrote deel van bijzondere bonenrassen, en zeker pronkbonenrassen vind je in Engeland (Runner Beeans), bijvoorbeeld bij Sutton’s of Thompson & Morgan
En tot slot: kijk nog even op deze pagina voor meer informatie over de teelt van bonen (en voorbeelden van goede ‘gewone groene’ rassen): Bonen
Kapucijner
Kies voor de mooie moestuin vooral het type Blauwschokker (en Desirée). De ‘grauwe kapucijner’ heeft minder decoratieve waarde (vind ik dan) door de witte bloemen (als ik het goed heb, verbeter me vooral als het niet klopt want het is lang geleden dat ik haar teelde en ik kan niets over de bloei vinden op internet), en in ieder geval groene peulen. Blauwschokkers hebben prachtige, lila met paars gekleurde bloemen, en de peulen zijn ook donkerpaars (de kapucijners zelf zijn wel groen). De Blauwschokker wordt zo’n 2 meter hoog, Desirée wordt 80 centimeter hoog, beiden hebben een klimgaas nodig.
Je zaait kapucijners al vroeg (februari/maart) en je oogst ze in juni/juli. Ze geven dus in de lente al mooi, bijna grijsgroen blad. Bedenk dat je ze misschien wel moet gaan beschermen met een net, want duiven vinden de jonge peulen erg lekker. Direct na de oogst wordt het blad lelijk en in de mooie moestuin is het beter om het dan weg te halen en op de composthoop te gooien. Omdat het dan pas juli is zijn er nog opties om de plaats te gebruiken voor andere mooie groenten (denk bij een hoog klimrek aan stok(pronk)bonen. En verder kun je in juli nog heel soorten zaaien, zoals sla, bieten, koolsoorten, worteltjes, etc..
De zaden van blauwschokkers en de lagere Desirée zijn algemeen verkrijgbaar. Kijk voor meer informatie over de teelt nog even op de pagina: Kapucijners
Peul en erwt
Doperwten bloeien over het algemeen wit, peulen (zijn eigenlijk ook een soort doperwten maar oogst je eerder) kunnen ook nog wel eens in lilapaarse kleur bloeien. Beiden zijn slingerplanten en hebben een klimgaas nodig om zich aan vast te houden, maar de hoogte kan per ras variëren van 60 tot 200 centimeter.
Net als kapucijners zaai je ook doperwten en peulen al in februari/maart en valt de oogst in juni/juli. Ze geven dus in de lente al mooi, grijsgroen blad. En ook peulen en doperwten moeten wellicht worden beschermd tegen vogelvraat. En ook bij peulen en kapucijners valt de oogst vroeg en ruim je de planten daarna op zodat je in juli nog allerlei andere soorten kunt kiezen om de lege plaats op te vullen.
Ik moet wel ook nog even vermelden dat dit één van de weinige soorten groenten is waarbij ik een klein dilemma heb (ook met maïs trouwens, zie aldaar): natuurlijk wil ik mooie rassen, maar uiteindelijk komt smaak altijd op de eerste plaats. En dan zijn er groene peultjes die toch lekkerder zijn dan de gekleurde, ik kan er ook niks aan doen 🙂 . Als je dat zelf geen punt vindt, kies dan vooral een kleurig peultje (doperwten zijn gewoon altijd groen, die zijn er niet in kleurtjes), maar zelf kies ik dus tegenwoordig groene peultjes en maak ik de omgeving mooi (ik vind bijvoorbeeld donkerpaarse sla mooi passen bij het grijze blad en de witte bloemen van doperwten en peulen, en zoek er dan graag rode bloemen van bijvoorbeeld Tagetes of Salvia coccinea bij, dat maakt het geheel compleet).
Voorbeelden van mooie soorten peulen:
- Carouby de Maussane (lilapaarse bloei (vergelijkbaar met een kapucijner) en daarna een reuzenpeulen die wel 4 keer groter dan een gewoon peultje zijn. Smaak is wat sterker dan van een gewoon peultje
- Shiraz: ook weer lilapaars bloeiend maar nu met paarse peulen die iets stugger zijn dan gewone peultjes. Maar net zo mooi als kapucijner!
- Golden Sweet: licht lilapaarse bloei en met met gele kleine peultjes met milde smaak
Doperwten en peulen zijn algemeen verkrijgbaar, de meer decoratieve rassen kun je bijvoorbeeld vinden bij De Nieuwe Tuin, de groene tuindersselecties bij van der Wal
Tuinboon
Het mooiste deel van een tuinboon zijn de bloemen die tussen het groene blad met een vleugje grijs erin verschijnen. Die bloemen kunnen helemaal wit zijn, of wit met een zwarte vlek, of rood. afhankelijk van het ras.
Net als peulen, doperwten en kapucijners zaai je tuinbonen vroeg in het voorjaar en heb je er dus in de mooie moestuin het hele voorjaar al kleur van in de tuin. Na de bloei in mei/juni volgt de oogst en juni/juli. En daarna kunnen de planten dus worden opgeruimd en plaats maken voor andere mooie soorten. Tuinbonen klimmen niet en hebben dus geen klimgaas nodig, en de enige belagers van tuinbonen zijn zwarte luizen (maar dus geen vogels).
Voorbeelden van mooie soorten:
- Stereo (erg lekkere kleine tuinboontjes, witte bloei)
- De Monica (grotere tuinbonen, zeer goede opbrengst, bloei is wit met karakteristieke vlek)
- Crimson Flowered / Double Red zijn 2 rood bloeiende rassen
- Red Epicure en Karmazyn bloeien wit met zwart maar geven donkerrode tuinboontjes in de dop
De wit bloeiende rassen zijn vrij algemeen verkrijgbaar, de rood bloeiende rassen zijn vooral in Engeland bekend, kijk bijvoorbeeld even bij Sarah Raven (en kijk dan gelijk heel voorzichtig ook even bij haar plukbloemen en eetbare bloemen 🙂 ).
En tot slot volgt hieronder dan nog een lijstje van alle pagina’s die je binnen het hoofdstuk De Mooie Moestuin kunt bezoeken:
- Inleiding
- De (mooie) moestuin
- Groenten in de mooie moestuin – overige gewassen
- Bladgewassen
- Koolgewassen
- Peulgewassen (= deze pagina)
- Vruchtgewassen
- Wortelgewassen
- Fruit in de mooie moestuin
- Kruiden in de mooie moestuin
- Bloemen in de mooie moestuin
- Dieren in de mooie moestuin
- ‘Spullen’ in de mooie moestuin